Participatie met zorg

In 2013 ontstond de term 'participatiesamenleving': een samenleving waarin iedereen die dat kan verantwoordelijkheid neemt voor zijn of haar eigen leven en omgeving. Het begrip werd omarmd als alternatief voor de verzorgingsstaat, die te arbeidsintensief en te duur was geworden om nog vol te houden. Maar het had ook een ideologische insteek. Er werd aangenomen dat burgers zelf geen zin meer hadden in overheidsbemoeienis. We kunnen inmiddels toch alles zelf online opzoeken en hulp krijgen via onze ‘netwerken’? 
 

The usual suspects

De participatiesamenleving is een uitvloeisel van the usual suspects: het neoliberale gedachtengoed en new public management. Meer taken gingen hiermee naar gemeenten. Vooral in 2015 maakte het Rijk schoon schip door onder andere de jeugdzorg, de bijstand, de sociale werkvoorziening en de zorg voor langdurig zieken en ouderen door te schuiven naar gemeenten. 

Er zijn al uitvoerige analyses uitgevoerd naar de uitwerking van dit idee in de praktijk. De kritiek op de onderliggende aannames kwam al vrij snel na de introductie van de term. Kort gezegd werd er te makkelijk over het stukje ‘iedereen die dat kan’ heen gekeken. Mensen die niet kunnen trekken aan het kortste eind. Bijvoorbeeld omdat ze ziek zijn, niet genoeg geld hebben, eenzaam zijn, of de Nederlandse taal niet goed beheersen.  Inmiddels is er veel bewijs dat de participatiesamenleving een averechts effect heeft gehad. 

Dat betekent echter niet dat participatie als begrip is verdwenen. Sterker nog, het lijkt levender dan ooit. Het wordt vaak ingezet bij beleidsvorming. Er lopen participatieadviseurs rond in haast elke gemeente. Voor alles wordt een participatietraject opgestart waarbij de gemeente snakt naar input van de burger, die op dit moment zo ver weg lijkt te staan. En begrijp mij niet verkeerd, ik ben absoluut vóór participatie. Het is een belangrijke pijler voor de democratie en haar onderliggende normen en waarden. 
 

Belang van wederkerigheid

Onlangs schreef mijn collega Arend over het belang van ‘wederkerigheid’ tussen overheden en de burger, waarin hij pleit dat mensen niet alleen hun rechten kunnen claimen zonder ook oog te hebben voor hun plichten. Actief burgerschap wordt dat licht pleonastisch genoemd. Wat dat betreft ben ik het met hem eens: burgerschap is een actief begrip, niet passief. Niet iets voor eens in de vier jaar, wanneer we naar de stembus mogen, maar een constant beroep op iedereen.

Aan de andere kant laat het participatiesamenleving-project zien dat de overheid het balletje ook niet volledig bij de burger kan leggen. Daarvoor zijn er te veel mensen tussen wal en schip geraakt. De neoliberale insteek van participatie maakt het haast tot een luxe. Niet tegen iedere burger kan niet gezegd worden ‘doe het nu maar zelf’, als ze dat niet lukt. Om goed te kunnen participeren moeten de publieke voorzieningen op orde zijn en dat vraagt continue investeringen in het sociaal domein. Voor mij steekt de aanname dat de verzorgingsstaat vervangen kon worden door de participatiesamenleving misschien nog wel het meest. Beide zijn niet verwisselbaar, maar juist stevig aan elkaar gelinkt. Je kan mensen prima serieus nemen, een appèl doen op hun burgerschap én voor ze zorgen. Hoe het er dan uit moet zien? Daarvoor zullen we eerst een participatietraject moeten opstarten… 

Auteur: Rosa Witziers, adviseur bij Rijnconsult Jetzt