Overslaan en naar de inhoud gaan
Artikel

Thuiszitters: wat kan school er écht aan veranderen?

Ze zijn met velen, maar blijven vaak onzichtbaar: jongeren die niet meer naar school gaan. Soms tijdelijk, soms voor altijd. Wat als verzuim geen onwil is, maar een schreeuw om aanpassing? Vooral neurodivergente leerlingen – met autisme, ADHD of hoogbegaafdheid – lopen vast in een systeem dat niet voor hen is gemaakt. Terwijl het onderwijs zich richt op de ‘gemiddelde leerling’, vallen zij tussen wal en schip. Maar het kan anders. Dit artikel laat zien hoe scholen, door anders te kijken en te organiseren, wél het verschil kunnen maken. Want passend onderwijs begint met de vraag: wat heeft dit kind nodig om te kunnen leren

 
Steeds vaker krijgen scholen in het voortgezet onderwijs te maken met leerlingen die langdurig afwezig zijn. Ze zitten thuis – soms een paar weken, soms maanden, soms zelfs zonder nog een perspectief op terugkeer. Volgens officiële cijfers zaten in schooljaar 2022/2023 bijna 4.000 leerlingen langer dan vier weken ongeoorloofd thuis. Daarnaast stonden meer dan 13.000 jongeren op enig moment niet meer ingeschreven bij een school. 
 
Maar volgens Oudervereniging Balans, die naast officiële meldingen ook de 'verborgen thuiszitters' meeneemt, ligt het werkelijke aantal veel hoger: minstens 70.000 thuiszitters in Nederland, zowel in het primair als voortgezet onderwijs. Een groot deel daarvan blijft onder de radar.
 
Achter deze cijfers schuilt geen uniforme groep. Thuiszitters zijn er in alle leeftijden, op alle niveaus, met uiteenlopende achtergronden. Wat hen verbindt, is dat ze op enig moment niet meer konden meedoen in een onderwijssysteem dat niet meer aansloot bij hun behoeften. 

  
Veel schoolleiders en bestuurders stellen zich dan dezelfde vraag: hoe kan dit in een land met leerplicht en Passend Onderwijs? En nog belangrijker: wat kunnen wij er zélf aan doen?

Het korte antwoord: meer dan we misschien denken. Maar het vraagt lef, flexibiliteit en een nieuwe kijk op wat ‘normaal’ onderwijs is.

Verzuim is een signaal, geen keuze

Leerlingen die thuiszitten doen dat zelden uit onwil. In de meeste gevallen is verzuim een uiting van iets dat vastloopt: mentale overbelasting, sociale angst, overprikkeling, pesten, of simpelweg het gevoel dat school hen niets (meer) biedt. En juist bij deze leerlingen is het risico op structureel uitval groot als er niets verandert.

Wat opvalt: een zeer groot deel, meer dan 70-%, van de thuiszitters behoort tot de groep neurodivergente leerlingen – jongeren met autisme, ADHD, dyslexie, hoogbegaafdheid of andere vormen van cognitieve diversiteit. Deze leerlingen ervaren het schoolsysteem vaak als belastend, onoverzichtelijk of onvoldoende afgestemd op hun manier van denken en leren. Wanneer zij geen passende omgeving krijgen, haakt niet alleen hun motivatie af, maar ook hun vermogen om te blijven functioneren binnen het reguliere onderwijs.

Als alle breinen leren

In haar recent uitgekomen boek Als alle breinen leren legt neurodiversiteitsexpert Saskia Schepers haarfijn bloot waarom juist deze groep zo kwetsbaar is. Het onderwijs is, vaak onbedoeld, ontworpen rond één bepaald type brein, het neurotypische brein: en dat moet planmatig, prikkelbestendig, sociaal vaardig, verbaal sterk en stressbestendig zijn.  Wie daarvan afwijkt, neurodivergent is, en dat 20% van de wereldbevolking, moet zich aanpassen aan het systeem – met als gevolg dat veel leerlingen dagelijks over hun grenzen gaan, tot het niet meer lukt.

Schepers pleit voor onderwijs waarin neurodivergentie niet wordt gezien als een afwijking, maar als een normale variatie in breinen, die we zelfs broodnodig hebben voor creativiteit en innovatie. Een gegeven waar we ons onderwijs op moeten herontwerpen. Voor scholen betekent dat: herijken hoe we lesgeven, hoe we toetsen, hoe we begeleiden en hoe we organiseren. En vooral: anders kijken naar gedrag dat afwijkt van de norm. Want vaak is dat gedrag geen probleem, maar een signaal. In haar zeer leesbare boek geeft Schepers vele voorbeelden van hoe het ook kan, passend en inclusief onderwijs voor iedereen.

Relatie, maatwerk en schoolcultuur

Wat kunnen we dan veranderen in de dagelijkse praktijk? Allereerst de relatie. Leerlingen die zich gezien voelen, blijven verbonden. Een goede mentor, een betrokken vakdocent of een zorgcoördinator die signalen oppikt, kan hét verschil maken tussen wegvallen en herstel. Zeker voor neurodivergente leerlingen is een veilige relatie de basis voor vertrouwen. Vervolgens het maatwerk. In veel scholen zien we al vormen van flexibele roosters, hybride onderwijs, aanpassingen in toetsing of persoonlijke leertrajecten. Dat is geen luxe, maar noodzaak. Voor sommige leerlingen maakt het letterlijk het verschil tussen wel of niet naar school kunnen. Tijdelijke aanpassingen – zoals halve dagen, thuiswerk of alternatieve opdrachten – bieden perspectief waar rigide systemen alleen drempels opwerpen. Laat bijvoorbeeld de docent van lokaal wisselen in plaats van de leerling, geeft veel meer rust voor het snel overprikkelde brein. In speciaal onderwijs is dat heel gebruikelijk, maar waarom niet ook in het reguliere onderwijs, voor die leerlingen die daar behoefte aan hebben?

Ten slotte de schoolcultuur. Een warme, inclusieve sfeer waarin diversiteit wordt gevierd en iedereen zich welkom voelt, vermindert stress en vergroot de veerkracht. Leerlingen voelen zich veiliger in een school waar respect en rust de norm zijn, waar pesten actief wordt tegengegaan en waar ook het docententeam divers is in breinvariatie.

Ouders als bondgenoten

Juist bij thuiszitters is het essentieel om ouders als partner te zien. Te vaak stokt de samenwerking door wantrouwen, miscommunicatie of wederzijdse teleurstelling. Maar ouders zijn geen tegenstanders – ze zijn medestanders, vaak net zo bezorgd en zoekend. Scholen die investeren in open communicatie en gedeelde verantwoordelijkheid boeken meer resultaat dan scholen die de oplossing buiten zichzelf zoeken. Ouders kunnen de verwijzing naar de leerplichtambtenaar als bedreigend ervaren. Terwijl een goede leerplichtambtenaar juist heel helpend kan zijn, en niet als de stok achter de deur moet worden gepresenteerd. 

Dat betekent ook: oog voor het systeem rond de leerling. Een jongere die worstelt, heeft meestal niet alleen onderwijsproblemen, maar heeft ook vaak jeugdzorg en wellicht zijn er ook andere problemen in het gezin. Daarom is samenwerking met leerplicht, jeugdhulp en gemeente cruciaal.

Besturen met visie

Voor bestuurders en schoolleiders ligt hier een strategische opdracht. Creëer binnen de schoolorganisatie ruimte voor mensgericht handelen., waarin er echt naar het kind wordt geluisterd en wordt ingespeeld op diens behoeften.  Investeer in mentoraat, leerlingbegeleiding en deskundigheid over neurodiversiteit. Stel middelen beschikbaar voor maatwerktrajecten en alternatieve leerroutes. En bovenal: durf de vraag te stellen of de school zó ingericht is dat werkelijk iedereen er kan leren – ook als het brein anders werkt.

De cijfers van Balans zijn confronterend. Als er inderdaad 70.000 kinderen thuiszitten – onzichtbaar, vermoeid, uitgesloten – dan is dat geen randverschijnsel, maar een structurele fout in het systeem. Een fout die we alleen kunnen herstellen door het onderwijs weer bij de leerling te brengen, in plaats van andersom. Zodat niemand meer thuis hoeft te zitten. Want uiteindelijk is geen enkel brein te lastig – hooguit te weinig begrepen. 

Benieuwd hoe wij je kunnen helpen in je onderwijsstrategie?

Auteur

Meer weten?

Heb je interesse in mijn artikel Thuiszitters: wat kan school er écht aan veranderen? of gerelateerde thema’s? Ik denk graag met je mee. Stuur mij een bericht!

1