Wat heeft u ‘in huis’ nodig om succesvol te kunnen samenwerken?

Samenwerking tussen organisaties, een fascinerend onderwerp. Er zijn minstens zoveel verhalen over financiële malaise en energietrekkers, als ervaringen met businesscases die de verwachtingen overtreffen en met inspirerende processen door  betrokken partners. De vraag die mij bezighoudt: “Waarom lukt dat in het ene geval wel en in het andere geval niet?”

Een deel van het antwoord is te vinden in het werk van de Amerikaanse hoogleraren Chris Ansell en Alison Gash. Ik heb eerder geschreven over wat we kunnen leren van hun publicatie uit 2007, Collaborative Governance in Theory and Practice. Dat artikel gaat in op kritieke variabelen voor succes van publiek-private samenwerkingen. We gebruiken hun model regelmatig bij het opstarten en evalueren van samenwerkingen tussen organisaties. Het leidt altijd tot goede gesprekken over wat wel goed geregeld is en wat de blinde vlekken zijn.

Onlangs las ik ‘The State of Alliance Management: Past, Present, Future’, in 2012 gepubliceerd door het Brabant Center of Entrepreneurship. Professor Ard-Pieter de Man en anderen kijken naar de alliance capabilities, vrij vertaald: de alliantie-vaardigheden van individuele organisaties. Dat is in tegenstelling tot veel ander onderzoek dat zich richt op de alliantie, de samenwerking zelf. Het onderzoek geeft ons antwoorden op de vraag: “Wat heb ik ‘in huis’ nodig om succesvol te kunnen samenwerken?”.

 Als voorafje een duiding van alliantievaardigheden. Het artikel benoemt vijf elementen:

(1) het begrijpen van samenwerking,

(2) ondersteunende processen en structuren: instrumenten om allianties te managen,

(3) de alliantie mindset: de mate waarin de cultuur van de organisatie samenwerking ondersteunt,

(4) ervaren en getrainde alliantiemanagers en -professionals en

(5) leren: de mate waarin de organisatie leert van samenwerking met anderen en vaardigheden en best/worst practices overgedragen worden.

Reflecteert u eens kort op de vraag welke van deze elementen in uw organisatie voldoende geborgd zijn.

Ik deel graag een aantal conclusies van het genoemde onderzoek:

  • Deze zag u al aankomen: meer investeren in alliantiemanagement leidt tot meer succes.  
  • De meest gebruikte instrumenten zijn het opstellen van gezamenlijke business plannen, het aanstellen van alliantiemanagers en het leren van best practices.
  • Uw controller heeft het u al vele malen verteld: werken met meetvariabelen blijkt een veelgebruikt instrument bij organisaties die succesvol zijn in hun samenwerkingen. Hiermee bent u in staat de samenwerking te evalueren en snel te reageren bij problemen en afwijkende resultaten.
  • Daarnaast is een samenwerkingscultuur bepalend voor het succes. Een van de bevindingen is dat de interne promotie en marketing van de samenwerking door alliantiemanagers impact heeft op de samenwerkingscultuur en de prestaties. Bij alliantiemanagers hebben we het bij gemeenten vaak over accounthouders, directeuren of bestuurders. Zou het zo kunnen zijn dat hoe meer u klaagt over een samenwerking of uw partners, des te negatiever het sentiment, des te minder succesvol u zult zijn? En omgekeerd?

Het alliantiemanagement onderzoek richt zich voornamelijk op het bedrijfsleven, de publieke sector representeert slechts 3% van de respondenten. Toch kunnen Nederlandse gemeenten hier wat van leren. Elke gemeente neemt deel aan tientallen samenwerkingsverbanden, succesvolle en minder succesvolle. Het valt mij op dat er weinig geïnvesteerd wordt in samenwerkingsvaardigheden, dat accounthouders en ‘alliantieprofessionals’ zich vaak reactief opstellen, meetinstrumentarium veelal ontbreekt en er weinig aandacht is voor de samenwerkingscultuur. Onze handen jeuken.

Over de auteur:

Tjin Bremer is partner bij Rijnconsult en als gastdocent verbonden aan de post-academische leergang ‘eenvoudig organiseren van gemeenten’, module ‘samenwerken in netwerken’ van de Radboud Management Academy en Rijnconsult.